Onderzoek voor het vak levensbeschouwing

Aanwijzingen en algemene handleiding voor de leerling.

VWO-5 Reynaertcollege Hulst

 

Als afsluiting van het vak levensbeschouwing is het de bedoeling dat je op een persoonlijke manier een levensbeschouwelijk onderzoek uitvoert. Dit onderzoek gaat over een levensbeschouwelijk thema; een levensvraag die je bezighoudt; een gemeenschappelijke levensbeschouwing of de levensbeschouwing van iemand of een levensbeschouwelijk of ethisch probleem.

 

A. Je doet je onderzoek aan de hand van een onderzoeksvraag. Het antwoord op die vraag moet (mede) afhankelijk zijn van overtuigingen (levensbeschouwelijke keuzes die mensen maken) en bevat dus naast feitelijke informatie en rationele reflectie en argumentatie ook steeds een levensbeschouwelijke component. Anders gezegd: In het antwoord op de onderzoeksvraag zullen je (rationeel verantwoorde) overtuigingen een (zichtbare) rol spelen.

 

B. In het zoeken naar een antwoord op de onderzoeksvraag moet in ieder geval ook gebruik worden gemaakt van levensbeschouwelijke dialoog. Je moet met het oog op het vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag, met je eigen levensvisie in dialoog gaan met een of meerdere andere mensen, en deze levensbeschouwelijke communicatie in je onderzoek verwerken. Levensbeschouwelijke dialoog is het respectvol uitwisselen van overtuigingen (en de inzichten in de werkelijkheid  en ervaringen die deze overtuigingen dragen) in de verwachting dat door deze uitwisseling je eigen overtuigingen beter worden.

 

C. Je onderzoek verloopt in een aantal stappen. De weergave van je werken aan het onderzoek in de aangegeven stappen zal terug te vinden zijn in een snelhechter, die je tijdens de lessen levensbeschouwing steeds bij je hebt.

 

D. De rol van je docent tijdens het onderzoek is die van actieve begeleider. Het is een goede zaak als je hem geregeld raadpleegt om te overleggen! Hij zal zijn best doen om je met raad en daad te ondersteunen, adviseren, helpen zoeken naar oplossingen voor problemen die zich voordoen bij het onderzoek en informatie proberen te geven ALS JE DAAR ZELF OM VERZOEKT. In de les, maar op afspraak ook daarbuiten.

Op een aantal vaste momenten zal de docent uitdrukkelijk je werk tot dan toe bekijken, heb je zijn goedkeuring nodig voor je verder kunt gaan of zal hij je werk tot dan toe beoordelen.

 

E. De tijd tijdens de lessen levensbeschouwing is grotendeels tijd om aan je onderzoek te werken. Daarnaast zul je ook in je eigen tijd aan je onderzoek  moeten werken.

De ervaring leert dat de kwaliteit van je onderzoek veel beter wordt als je er gedurende de hele periode geregeld aan werkt. Nadenken over ‘hoe pak ik dit aan’? ; attent zijn op informatie die zich vaak vanzelf aandient als je er oog voor hebt, reflecteren op je vraagstelling en je onderzoekswerk en het onder woorden brengen van gedachten kosten tijd. Neem die tijd ervoor en stel je werk niet steeds uit.

 

F. Hoewel iedere leerling zijn/haar eigen onderzoek doet, een eigen onderzoeksverslag maakt en ook een eigen conclusie formuleert, is samenwerking met andere leerlingen zeker toegestaan. Zeker als je een onderzoeksvraag hebt, die dicht bij die van klasgenoten, is het zinvol om informatie uit te wisselen en met elkaar in gesprek te treden over inzichten en overtuigingen. Verwerk deze samenwerking gerust in je onderzoek!